van kap
Er zijn tal van
kappen,
in vele soorten en maten.
Bij de types waarbij twee
spantbenen
elkaar in de top ontmoeten,
is een verbinding tussen beide delen van het
spant
nodig.
Dat doet de makelaar, een makelaar wordt immers geacht partijen bij elkaar te brengen.
In dit geval gaat het om een houten Klaas:
een verticale balk, waar de spantbenen in gepend worden.
Op de bovenkant rust de
nokgording.
Wanneer het spant een
hanenbalk
heeft,
loopt de makelaar zo ver naar onder door dat hij als een
hangstijl
de hanenbalk vast kan houden.
De onderkant is vaak sierlijk afgewerkt met een punt,
bijvoorbeeld in de vorm van een (vierkante) peer.
Helaas zijn veel ezels niet bereid zich twee keer aan dezelfde makelaar te stoten:
op lage
zolders
is de versiering daarom niet zelden domweg afgezaagd.
Of de makelaar in de weg zit hangt niet aleen af van de maat van de kap,
maar ook van het type.
Philibertspanten
kunnen een hanenbalk hebben
en dan 'hangt' de punt veel lager dan bij het ontbreken van die hanenbalk.
De Philibertkap heeft gebogen benen en daardoor ontmoeten deze elkaar een eindje onder de nok.
De makelaar moet bij dit type kap dus ver naar boven doorsteken om de nokgording te kunnen dragen.
De makelaar lijkt op de
nokstijl;
die staat echter niet op een hanenbalk, maar op de
dekbalk
van een lager
gebint.
Bij een
eindschild
kan de makelaar naast de twee gewonde spantbenen ook nog de
hoekkeperspanten
opvangen, er is dan sprake van een
koningsstijl.
Bij zo'n eindschild wordt de makelaar vaak tot boven de nok doorgetrokken en
afgewerkt met een versiering, zoals een
piron.
Bij een houten
topgevel
kan de 'naar buiten tredende'
makelaar zelf
tot een
opvallend sierelement
worden.
Tekst: Jean Penders (04-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders